Tarzan

In mijn column in de PZC van 6 mei speelt ene meneer Tarzan de hoofdrol. Tarzan, zijn echte naam was Jan Cauwels, was bij leven al legendarisch. Dat krijgen maar weinig mensen voor elkaar en dat is meer dan genoeg reden om eens op zoek te gaan naar de man achter de naam Tarzan: zijn leven, zijn avonturen, de al dan niet verzonnen sterke verhalen die over hem de ronde doen en uiteraard ook over zijn tragische einde. Het is maar een eerste inventarisatie; alle mogelijke aanvullingen, correcties, anekdotes en foto’s zijn meer dan welkom.
Let op: veel verhalen over Tarzan, ook verhalen die hij zelf de wereld in hielp, zijn sterke verhalen. In de loop der jaren werden die verhalen soms nog verder aangedikt. Gevolg is een mengeling van feiten en fictie, zoals alle historische figuren die mythische proporties hebben aangenomen.

Wortels
Laten we eerst eens kijken van wie Tarzan er een was. Het overgrote deel van het geslacht Cauwels woont al generaties lang aan weerskanten van de grens in het gebied rondom Maldegem en Aardenburg.  Een kleine steekproef in het persoonsregister ‘Zeeuwen Gezocht’ van het Zeeuws Archief leert ons dat veel Cauwelsen werkzaam waren als kleine zelfstandigen: kleine landbouwers, wat caféhouders, losse boerenknechten, kleine ambachtslieden en combinaties daarvan. Opvallend is het aantal familieleden dat op enig moment enige tijd door mag brengen in het Huis van Bewaring. Het gaat daarbij om kleine vergrijpen als stroperij, Illegaal wapenbezit, smokkelen en vechtpartijtjes. Het past in het beeld van een leven op de rand van armoede.

Johannes Franciscus Jakobus Cauwels, zeg maar Jan, is ter wereld gekomen in Heist (België) op 31 maart 1921. Hij is de oudste zoon van Gustaaf Cauwels (1892-1943) en Johanna Kegel 1901-1969). Om hun situatie te verbeteren, emigreerden Gustaaf, Johanna en de nog maar vijf weken oude Jan naar Ohio. Gustaaf had echter zoveel heimwee dat het gezin in 1928 terugkeerde naar Aardenburg en een klein vlasfabriekje begon in het gehucht Smedekensbrugge. Later werd dat een kleine boerderij.
Het echtpaar kreeg in totaal vier zoons en nadat Gustaaf vrij jong overleed, hertrouwde Johanna en kreeg ze nog een dochter.

Van Jan naar Tarzan
Als Jan 19 is, breekt de oorlog uit. Voor een geboren vrijbuiter als hij in eerste instantie eerder een uitdaging dan een beproeving. Op 12 april 1943 doet hij voor het eerst van zich spreken. Hij wordt aangehouden door de Duitsers en twee weken later overgebracht naar de gevangenis van Scheveningen. De reden hiervoor is me nog niet bekend. Hij zou ook in Gent hebben vast gezeten en zou uit beide gevangenissen zijn ontsnapt, maar daar heb ik nog geen betrouwbare bron voor gevonden.
In oktober 1943 sterft zijn vader, nog maar 45 jaar oud. Jan moet noodgedwongen een stapje extra zetten om zijn moeder en drie jongere broertjes te onderhouden.
Naar het einde van de oorlog toe wordt Jan actiever. Hij fungeert in z’n eentje als een soort solo-verzetsgroep. Hij steelt onder meer voedsel bij de Duitsers om aan de minder bedeelden in en rond Aardenburg uit te delen. Het verhaal gaat ook dat hij in die periode drie Duitsers heeft omgebracht, maar dat heeft hij zelf altijd ontkend.
Het is in deze periode dat Jan Cauwes zijn bijnaam kreeg. En het is ook in deze periode dat de eerste sterke verhalen zijn ontstaan. Mens en mythe lopen vanaf de oorlogsjaren door elkaar heen.

Een Aernburgse mevrouw vertelt over Tarzan

De bevrijding
Tarzans rol in de zes zware weken voor de bevrijding van Aardenburg was volgens ooggetuigen groot, al schepte hij er ook graag over op. Zijn grootste troef: hij was nooit bang.
Terwijl Aardenburg zwaar onder geallieerd vuur lag en de achtergebleven bevolking in kelders schuilden en daar ook de nacht doorbrachten, kwam Tarzan naar eigen zeggen als enige gewoon buiten en sliep gewoon in zijn eigen bed in Smedekensbrugge.
Hij slachtte koeien en verdeelde het vlees onder de bevolking. Dat deed hij terwijl de granaten rond zijn oren vlogen. Eén keer kreeg hij een granaatscherf in zijn nek, maar ook dat hield hem niet tegen. Aardenburger Walter Dierick plaatst deze anekdotes in een mail aan mij in een meer genuanceerde context1.
Jan Cauwels wist meerdere keren door de linies heen te komen om de Canadezen Duitse posities aan te wijzen. Dat zou ook bevestigd zijn in een Canadees oorlogsdagboek en een boek over de Schotse 52nd Lowland Division, dat hem de Aardenburgse Robin Hood noemt (bronnen hiervoor ontbreken vooralsnog).
Na zes weken zware gevechten en beschietingen hadden de Duitsers Aardenburg plotseling verlaten, vertelde Cauwels in een interview met de PZC. Dat vinden we ook terug in een artikel over het Britse 186th Field Regiment: “The leading elements of the division relieved the Canadians in their bridgehead over the Leopold Canal, and then went forward to occupy Aardenburg without opposition on 19 October.”2
De Canadezen wisten aanvankelijk nog niet dat de Duitsers vertrokken waren en bleven doorschieten. Tarzan is ze toen met gevaar voor eigen leven gaan vertellen dat ze het stadje zo binnen konden rijden. Dat deden ze, maar voor de zekerheid wel met Tarzan onder schot een stuk voor hen uit. ‘Zo hebben we Aardenburg bevrijd. Mag ik mezelf een beetje de bevrijder van Aardenburg noemen?’, lacht hij in hetzelfde stuk in de PZC.
In dat artikel van 24 oktober 1964 vind je het meest complete overzicht van zijn eigen versie van zijn verzetsdaden en andere oorlogsavonturen:

Zijn eigen versie, schrijf ik met nadruk. Want onder meer Walter Dierick uit Aardenburg schetst een heel ander beeld van de bevrijding.3

Scharrelaar
De oorlog is nog maar net voorbij of de volgende heftige gebeurtenis is het gezin Cauwels doet zich voor. Tijdens het schaatsen op de kreek achter het ouderlijk huis, zakt Jans jongere broer Myron, geboren in Ohio, door het ijs. Tarzan duikt nog in het wak, maar kan hem niet meer vinden. Myron Charles Anthony Cauwels werd 20 jaar.

De kreek achter het huis van Cauwels in Smedekensbrugge.

Het meest bekend werd Tarzan als smokkelaar. Hij stak nooit onder stoelen of banken dat hij smokkelde. Het werd in de grensstreek ook niet echt gezien als iets crimineels. Aardenburg was indertijd zo’n beetje de officieuze hoofdstad van wat men het Wilde Westen van Zeeuws-Vlaanderen noemde. Smokkelen, stropen en drank stoken; het hoorde er zo’n beetje bij. Ten zuiden van Aardenburg gaat de vruchtbare kleigrond over naar mindere, zanderige grond en vanouds wordt in zulke gebieden alles uit de kast getrokken om een inkomen bij elkaar te scharrelen.

Vooral het grensgebied tussen ongeveer Sint Kruis en Eede kende Tarzan als geen ander. De Biezen, de Valeiskreek, Moershoofde: in die tijd buitenom de weinige wegen een drassig, moerassig geheel, vol watergangen en sloten, waar Tarzan met boter en tabak doorheen manoeuvreerde. 

Duidelijk te zien: rondom Eede, grofweg de onderste helft van de kaart, was het een natte ondoordringbare boel vol sloten en andere obstakels. Hét terrein van smokkelaar Tarzan.

DIT IS NOG LANG NIET ALLES – WORDT RUIMSCHOOTS VERVOLGD!

Met veel dank aan Marc Cauwels, de neef van Tarzan, wiens info ik grotendeels nog moet verwerken in het vervolg van dit relaas.

Reageren: marco@meneerevenhuis.nl

VOETNOTEN

  1. Walter Dierick, die als kind de oorlog meemaakte en er uitgebreide memoires over schreef, laat weten: “Dat Tarzan vlees van getroffen koeien uitdeelde, zal best. Mijn moeder sneed ook vlees uit koeien, die in het weiland achter ons huis dodelijk getroffen waren. Al dat vlees werd kort na de bevrijding begraven, omdat we onder de zweren kwamen te zitten en men zei, dat het een gevolg was van kruit in het vlees
    van getroffen dieren.
    ↩︎
  2. Maj L. F. Ellis, History of the Second World War, United Kingdom Military Series: Victory in the West, Vol I: The Battle of Normandy, London: HM Stationery Office, 1962, p. 106-7. ↩︎
  3. Walter Dierick: “Het is pertinent onjuist, dat de Duitsers Aardenburg na zes weken van zware gevechten plotseling verlaten hadden en de Canadezen dat niet wisten. 
    Op 19 oktober 1944 naderden de Canadezen Aardenburg kort na de middag onder andere via de Eedeweg. Ze kwamen uit de richtingen Eede via de Eedeweg en Middelburg (B) via de Krakeelweg en de Eedeweg, waar ze dicht bij Aardenburg, ongeveer ter hoogte van het voormalige woonwagenkamp, een onder water gelopen tankval moesten overwinnen.
    Bewoners van de Eedeweg (te weten Eduard Lamote, die voor de Tweede Wereldoorlog een tijdlang in Amerika had gewoond en dus Engels sprak, mijn vader Andre Dierick, zijn broer Gustaaf en jongste zus Trees, mijn oudste zus Magda en ikzelf) liepen de bevrijders tegemoet. Ik denk dat de volwassenen mijn jongste tante, toen 12 jaar, mij (bijna 8 jaar) en mijn zus (6 jaar) meenamen om te laten zien, dat het veilig was.
    Toen de Canadezen Aardenburg binnenkwamen, werden meteen drie Polen krijgsgevangen gemaakt, die een schuilplaats hadden gezocht in een met graan, stro, erwten en bonen volgestouwde hangar van Leon Blondeel. Ze waren alle drie gewond: een aan zijn hoofd, een aan zijn hand en de derde aan een been, want hij liep mank. Ze hadden gevochten in het Duitse leger. Waren ze gedeserteerd?
    Het eerste wat ik van de Canadezen hoorde, was de vraag naar een toilet. Zo stond er een rijtje bij het toilet van mijn ouderlijk huis Eedeweg 10 (toen Eedeweg 13). De grote werkplaats van mijn grootvader (een aannemer) werd nauwkeurig onderzocht.
    Vanaf de Eedeweg trokken de bevrijders richting het Kaaiplein, waar een aantal Duitsers in een bunkertje zat. Die werden krijgsgevangen gemaakt en naar de Markt opgebracht. Daar bestaat een foto van (zie boven).
    Opgemerkt zij, dat de Canadezen ook aan de oostkant van Aardenburg binnenkwamen, daarbij begeleid door andere Aardenburgers.
    Dat Tarzan Aardenburg in zijn eentje zou hebben bevrijd, is gewoon een indianenverhaal.”
    ↩︎